Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

De vraag van Shula Rijxman over het bereik van de NPO is héél reëel

  •  
22-11-2016
  •  
leestijd 8 minuten
  •  
62 keer bekeken
  •  
robotvision

© cc foto: Jen and Tony Bot

De vraag of je je werk goed doet omdat je het doet met geld van een ander is belangrijk
Bij de NPO zijn ze er al wel uit: de NPO doet het goed, maar laten we eens iets langer stil staan bij de vraag die de NPO opwerpt: bereiken ze het publiek eigenlijk wel?
De NPO vraagt zich af of ze de samenleving eigenlijk wel bereikt. Die vraag kwam boven drijven nadat in de VS Trump tot president gekozen werd. Dat had niemand aan zien komen. En het zou wel eens een proteststem tegen de gevestigde orde kunnen zijn. Shula Rijxman, voorzitter van de Raad van Bestuur van de Publieke Omroep vroeg zich dat af in een opiniestuk in de Volkskrant. Ze zei niet dat de NPO het niet goed doet, ze zei dat de Publieke Omroep zich die vraag moet stellen. Lees hier het opiniestuk
Als je de verantwoordelijken in de voetballerij vraagt hoe het komt dat er op dit moment geen talenten doorbreken, dan weerleggen ze die constatering. Als je bestuurders vraagt om wat minder regeltjes, dan zijn regeltjes toch ook wel weer belangrijk. Als je Jan Slagter of Paul de Leeuw vraagt naar het geneuzelniveau van de programma’s van de Publieke Omroep (en dat doet de Publieke Omroep voortdurend), dan valt dat allemaal reuze mee. En als je journalisten en programmamakers vraagt eens na te denken of ze ‘het publiek’ wel bereiken, dan bereiken ze dat publiek best wel.
Zo ging dat nu ook. DWDD liet Rijxman haar verhaal nog wel even vertellen, maar de setting was er toen al een van vooral tegengas. Een paar dagen later werd Rijxman verder afgeserveerd. René Dammen had het geanalyseerd. 85 Procent van de Nederlanders wordt door de NPO bereikt. Kijk hier DWDD met René Dammen.
Ik heb daar wat kanttekeningen bij. Maar daarna wil ik toch vooral verder met de vraag die Rijxman opwerpt.
Eerst die kanttekeningen Dammen is (naast fan van FC Groningen) in dienst van de NPO. Hij is cijferanalist, betaald door de publieke omroep, en adviseur van programmamakers (zei hij zelf in DWDD). DWDD laat dus zo’n diepgaande vraag als ‘doen we eigenlijk wel wat we moeten doen’ analyseren door iemand die met zijn adviezen de programma’s mede bepaalt. De TV Draait Door is bijvoorbeeld een kijkcijferpiekje in de uitzending, dat mag er dus niet uit. Het zou gek zijn als Dammen zou zeggen dat het anders moet. Want dan had hij zijn werk tot dan toe niet goed gedaan. Het doet denken aan ‘wij van wc-eend, wij adviseren wc-eend’ en ‘de slager die zijn eigen vlees keurt’.
Dammen had ook kunnen constateren dat jongeren geen tv meer kijken en dat ouderen tv als behang gebruiken. Ik weet niet of dat zo is, maar vooronderstel dat wel. Dan zou Dammen tot de conclusie kunnen komen dat je beter maar geen tv meer kunt maken. Maar om dat nou tegen je baas te zeggen… Je ziet hetzelfde soort achterhoedegevecht bij kranten. Wie nu zou bedenken dagelijks een krant te maken (drukken, verspreiden naar depots, op de fiets langs brievenbussen), die zouden we aanbieden voor crisisopvang. Maar als je bij de krant werkt, ga je natuurlijk niet zeggen dat je er beter maar mee kunt stoppen.
Uit het onderzoek van Dammen bleek zijn theoretische kant (bewust of onbewust) ook niet zo heel sterk. En die van Matthijs van Nieuwkerk ook niet. De twee kozen in hun analyse dezelfde definitie voor de woorden ‘kijken’ en ‘bereiken’. Ze analyseerden kijkers, daar zijn er genoeg van en ook mooi verdeeld over allerlei programma’s. Dus er is helemaal geen probleem.
Maar kijkers, bereik je die ook echt? Dat is de vraag die Rijxman met haar opiniestuk stelt. Die vraag is dus al afgeserveerd, precies op dat punt waar het antwoord zou moeten beginnen: ‘we denken wel dat we het goed doen, maar als we naar de wereld om ons heen kijken, moeten we die vraag toch echt eens heel serieus gaan stellen’.
Is de vraag reëel? De vraag of je je werk goed doet, is natuurlijk altijd reëel. De vraag of je je werk goed doet, omdat je het doet met geld van een ander (bv onderwijs, ambtenarij, publieke omroep), is nog veel belangrijker. De vraag stellen of je je werk goed doet op het moment dat je om je heen het ene signaal na het andere krijgt dat het niet goed gaat, lijkt me bijna een verplichting.
Een paar recente voorbeelden: Pauw behandelt het vaccineren van kinderen met drie tegenstanders en een voorstander aan tafel. De tegenstanders van inenten mogen zonder weerwoord zeggen dat ze ‘het gevoel hebben’ dat inenten slecht is en komen met onderzoeken waar verder niemand van weet hoe relevant die zijn. De bureauredactie wist dat vooraf, koos daar dus bewust voor. De voorstander wilde – in tegenstelling tot de tegenstanders – netjes ‘iedereen zijn verhaal’ gunnen, zei niet ‘wat lopen jullie nou te zeuren’ en sneeuwde geheel onder. Onder regie van Jeroen Pauw.
Een dag later bood Jeroen zijn excuus aan met ‘wij maken ook wel eens fouten’. Maar zou hij niet zien dat deze werkwijze systematisch is? Nog in het zelfde programma sabelt hij zelf Henk Krol van 50+ neer en mag Derk Sauer de discussie over een boek van Thomas Dekker naar zich toetrekken terwijl Sauer dat hele boek niet gelezen heeft.
Nieuwsuur had ook aandacht voor het inenten en leidde dat in met een filmpje van een moeder met een gehandicapt kind waarbij de moeder – ook nu weer – ‘sterk het gevoel had dat de handicap door de prikken was gekomen’. Zonder nuance. Of de tafelgast daar maar even op wilde reageren. Die had aan Tweebeeke moeten vragen of ze dit nou serieus meende, zo’n standpunt van 0,05 procent van de bevolking als basis van de discussie te nemen. Maar de tafelgast probeerde te redden wat er te redden viel. Wat uiteraard mislukte, want dat filmpje hè?
Advocaat Plasman zat bij Pauw aan tafel, te vertellen over zijn politieke partij voor niet-stemmers. Alle tafelgasten mochten lekker meedoen met afzeiken (want iedereen aan tafel heeft altijd overal verstand van), de onderliggende gedachte van Plasman kreeg geen kans. Terwijl hij wellicht een serieus punt heeft? Het is van tweeën een: of je vindt zijn standpunt de moeite waard en gaat daarover serieus in gesprek, of je nodigt hem niet uit. De gekozen optie, lekker afzeiken, wat zou Rijxman daar van vinden? Zit daar wellicht het verschil tussen ‘kijken’ of ‘bereiken’?
Ik heb nog wel meer voorbeelden:
De Nieuws BV heeft een item over het recht van journalisten om hun bronnen afgeschermd te houden, net als dat bij advocaten het geval is. Nog los van het feit dat iedereen zich zo maar journalist mag noemen en dat dat bij advocaten het ietsjes anders geregeld is, werd die discussie afgekapt door Willemijn Veenhoven omdat ze naar een grappige kwis moesten. Ook hier gaat het meer over aantallen luisteraars dan om ze te bereiken.
Beatrice de Graaff analyseert bij DWDD Syriëgangers en verdeelt ze heel deskundig in verschillende groepen, met als boodschap dat je ze allemaal niet op een hoop kunt gooien. Onderbreekt tafeldame Groenteman haar met een relaas waarin ze precies doet wat de Graaff zei dat je niet moet doen: ze allemaal op één hoop gooien…
Nog eentje: toen het kabinet bekend maakte dat Prorail weer in overheidshanden kwam, ging het Journaal de straat op met de vraag wat treinreizigers daar van vonden. Echt waar! En ja, de verslaggever vond wel een studente die wilde zeggen dat het een goede zaak was. Of een verkeerde. dat weet ik niet meer. Maar wat doet dat er toe? Die voxpop, de straatpraat, Dammen zei er ook nog iets van: “na een faillissement niet alleen de bazen en de vakbonden om een reactie vragen, maar ook de mensen die ontslagen zijn.” Nou, daar zit net het probleem: dat is geen voxpop, dat is een reële invalshoek bij het nieuws. Het verhaal vertellen via het individu, via het betrokken individu. Een voxpop is gewoon de straat op gaan en willekeurig wie dan ook om een mening vragen.
De vraag van Rijxman is dus wel reëel. Heel reëel
Een begin van een antwoord Ik beschrijf in ‘De Journalistiek van Nu’ de traditionele en de commerciële journalistiek, behandel daar de ideologie van civic journalism en gooi ze op een hoop tot maatschappijgerichte journalistiek. “Oh, dat doen we al lang”, roepen journalisten dan altijd om verder te gaan met waar ze al mee bezig zijn.
Maar feitelijk zijn journalisten altijd bezig met cababa. Met conflict, actualiteit, belang, afstand, bekendheid en afwijking. Dus verslaan we de presidentsverkiezingen als een sportwedstrijd, analyseren nadien eerst twee dagen het verlies van Clinton, dan een dag de peilingen om pas daarna bij Trump en zijn achterban uit te komen. Hebben we dagen aandacht voor twee verdwenen schepen in Indonesië en vliegen we achteraf achter de ZPP-wetgeving en de overproductie van fosfaat in de melkveehouderij aan. In cababa staat niet waar de samenleving zo gemiddeld overdag mee bezig is. Of het verkeer veilig is, of de zwemlessen voor de kinderen goed zijn, hoe gezond het eten in de supermarkt is, of we het milieu naar de kloten helpen, of de wegen vastlopen en het openbaar vervoer op orde is, hoe de landbouw functioneert, waarom er zoveel ZZP’ers zijn en wat werkgevers en werknemers aan overheidsbeleid op dat vlak hebben, en zo voort.
Ja, we zien het af en toe wel in het nieuws, maar dan is er een actualiteit. Bijvoorbeeld omdat het ergens uit de hand is gelopen.
Civic Journalism zegt dat je de agenda van de burger moet zoeken en dat je daarmee je nieuws en actualiteiten mee moet vullen. Je moet thema’s bij de kop pakken en daarmee net zo lang doorgaan tot de politiek die thema’s overneemt. En ook dan blijf je als journalist goede antwoorden eisen. Als de burger ziet dat zijn agenda die van de politiek wordt, als hij ziet dat het er dus blijkbaar toe doet dat hij zijn mondje roert, dan zal hij zich op enig moment als een participerende burger gaan gedragen. En een participerende burger, die neemt verantwoordelijkheid voor zijn eigen leefomgeving.
Cababa is goed voor de kijkcijfers. Civic Journalism is goed voor het bereik.
De onderwerpen die via Civic Journalism op tafel komen, kun je gerust via de traditionele en de commerciële methoden behandelen. Aan de ene kant doe je dan aan degelijk hoor- en wederhoor en controle van de macht. Aan de andere kant hou je het licht en soepel om publiek te trekken. Maar in het midden krijg je andere woordvoerders aan tafel, interessante gesprekken waarin het niet gaat om gelijk krijgen, maar om gezamenlijk naar nieuwe ideeën te komen.

Meer over:

opinie, lekker, media
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.