Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

4 mei

  •  
04-05-2010
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
BNNVARA fallback image
Het is een nieuw taboe geworden dat je niet mag vergelijken, en toch weet ik dat veel mensen met enig besef van wat er toen is gebeurd niet anders kunnen, net als Hannie van Leeuwen. 
Het is me door de jaren heen al zo vaak overkomen. April, mei, de dagen worden langer en lichter, het eerste frisse groen komt terug, en voor het eerst kun je weer buiten zitten. Heerlijk. En dan, elke keer weer even onverwacht, overvalt me een zwaarmoedigheid.
De tranen zitten los – nou zitten die met het stijgen van de leeftijd sowieso losser, heb ik gemerkt. Alsof je huid alleen maar dunner wordt, en te veel doorlaat. En net als ik denk, wat heb ik nou, de zon schijnt, het is weer lente, waar heb ik last van, herinner ik het me: shit, het is weer bijna oorlog. Het is weer bijna 4 mei, er is geen ontkomen aan.
En mocht ik niet op de kalender hebben gekeken, dan zijn het de kranten die er vol mee staan. De oorlog, dat wil zeggen onze oorlog, want al riepen we in koor dat nooit meer, het was de laatste niet. Veel mensen die nu al ouder zijn zullen de ervaring hebben dat de oorlog niet verder af komt te liggen, maar steeds dichterbij komt. Misschien omdat we beseffen dat we de laatste mensen nog kennen die het echt hebben meegemaakt, en er al zoveel zijn vertrokken. En dat het besef van de mensen die toen niet terug zijn gekomen omdat ze vervolgd en vermoord werden, en de mensen die in het verzet hebben gezeten en dat niet hebben overleefd, nu vermengd raakt met de herinnering aan al die mensen die sindsdien zijn overleden, die hun herinneringen hebben meegenomen.
Misschien is het ook dat besef dat er nog zo weinig mensen over zijn die er bij waren dat maakt dat er nu zoveel boeken zijn geschreven, zoveel mensen zijn geïnterviewd. Of dat een vrouw als Selma Wijnberg, die Sobibor overleefde, nu 78 jaar oud, ( hier ) en net als veel andere joodse overlevenden schandelijk werd behandeld toen ze weer terugkwam, nu eindelijk door minister Klink onze excuses kreeg aangeboden. Nog net op tijd, kun je denken, maar tegelijk: veel en veel te laat. In de komende jaren de laatste kans dat de mensen zelf hun verhaal nog kunnen vertellen. En dan is het echt voorbij.
Maar toch nooit echt voorbij. Ik ben zelf nog net een oorlogskind, maar te jong om er herinneringen aan te hebben. Toch het is onmiskenbaar dat ik net als veel kinderen van nog net in of net na de oorlog beïnvloed ben, al zijn we dat allemaal op een andere manier. Ik ken kinderen van verzetsmensen die al heel jong bewust geconfronteerd werden met de gruwelen van de vervolging – moet een kind al foto’s zien van concentratiekampen? – en als het ware een opdracht meekregen: jij, jouw generatie, gaat er voor zorgen dat het nooit meer gebeurt.
Bij mij thuis werd er niet over gepraat, maar hoe kwam ik op het idee om al zo jong alles te lezen over bezetting en jodenvervolging wat ik vinden kon? Pas van Lou de Jong, een vriend van vrienden, kreeg ik het echte verhaal over mijn familie te horen. En weer anderen die ik heb leren kennen, leden een groot deel van hun leven onder het feit dat hun ouders fout waren geweest. Kun je honderd keer zeggen dat ze niet verantwoordelijk zijn voor wat hun ouders hebben gedaan, toch is het een loden last, en een onmogelijke opgave, hoe kun je houden van mensen die medeplichtig waren aan het weghalen van joodse buren, maar aan de andere kant, kun je het opbrengen om niet van ze te houden? Die onoplosbare vraag: hoe kon het dat mensen dat andere mensen aandeden?
En misschien is dat ook een reden waarom het me zwaar te moede is, dit jaar, nu het weer 4 mei is geworden. Deze tijd waarin wij leven. Het is een nieuw taboe geworden dat je niet mag vergelijken, en toch weet ik dat veel mensen met enig besef van wat er toen is gebeurd niet anders kunnen dan vergelijken en niets anders kunnen dan zich zich zorgen maken, net als Hannie van Leeuwen. Want hoe groot is de vraag, en na alles wat we er van weten nog steeds in wezen onbeantwoordbare vraag: hoe het kon gebeuren, hoe kon in een beschaafd land, die industriële uitroeiing van mensen plaatsvinden die niets hadden gedaan behalve dat ze ‘anders’ waren en geschikt waren als zondebok te fungeren? Hoe onvergelijkbaar ook, toch doemt daar weer die vraag op hoe het begon: met het als inferieur en minder menselijk verklaren van een een deel van de bevolking. Ze bestempelen als ‘anders’, en ‘minder’ en zelfs als gevaarlijk.
Inderdaad, dat gebeurt weer, net als toen. En dus opnieuw de vraag: wie zijn het dat die dat doen en waarom? Hoe manipuleerbaar blijken mensen? Hoe die angst voor de ander en hoe komt die angst aan de macht? En weten we heel erg zeker waar dat eindigt, weten we heel zeker dat we nu als burgers voldoende weerbaar zijn om het nooit meer zo ver te laten komen?
Straks, tijdens de herdenking, zal ik in mijn eigen buurt de kleine plechtigheid bijwonen. De Rivierenbuurt in Amsterdam is vol met verhalen, van de joden die hier woonden en die niet meer terugkwamen, van de verzetsstrijders, sommigen communisten die werkten in de tramremise. We hebben hier het Kindermonument, en de fusilladeplaats Rozenoord. Ik ben gevraagd om het woord te voeren, een paar minuten maar. Ik weet nog steeds niet wat ik ga zeggen. Misschien ben ik voor het eerst maar eens sprakeloos.

Meer over:

opinie, leven
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.